Kabelberekeningen

In de Nederlandse norm voor elektrotechnische installaties, NEN 1010, wordt bepaald waaraan elektrische buiteninstallaties dienen te voldoen. Een belangrijk onderdeel daarbij is de juiste keuze van de toegepaste materialen, waaronder (voedings)kabels. Een verkeerd gekozen kabel kan grote problemen opleveren, denk bijvoorbeeld aan brandgevaar of elektrocutie. Daarnaast kan, door het voorkomen van overdimensionering, worden bespaard op hoge materiaalkosten. Het op een correcte manier bepalen en berekenen van kabels lijkt door de veelheid aan factoren die meespelen een ingewikkelde klus.

Voor het bepalen van de juiste kabeldoorsnede krijgen we tenminste te maken met de volgende keuzes:

  • Conventionele of elektronische beveiliging;
  • Voedingsstelsel;
  • Spanningsverlies;
  • Aanleg kabels in de grond;
  • Grondtemperatuur;

Eén van de eerste factoren is de juiste beveiliging kiezen, hier kan men een overweging maken tussen een conventionele beveiliging of een elektronische beveiliging.

Bij een conventionele beveiliging dient men volgens de norm rekening te houden met de desbetreffende uitschakelkarakteristiek die 5 tot 6 x de nominale stroom bevat om de installatieautomaat daadwerkelijk tijdig te laten uitschakelen.

Bij een elektronische beveiliging (bijvoorbeeld een Pro-Tec systeem) mag hiervan afgeweken worden. Hierdoor kan, overeenkomstig de NEN-1010, met een uitschakelstroom van 2x de ontwerp (bedrijfs)stroom gerekend worden waardoor de kabeldoorsnede beperkt kan worden. Andere factoren die van invloed zijn op de berekening, zijn het voedingsstelsel, het spanningsverlies, de aanleg van de kabel in de grond, de grondtemperatuur, de kabelwarmteweerstand, liggen er meerdere kabels bij elkaar enzovoort.

Om dit alles te berekenen maakt Infra Light Engineering gebruik van het kabelberekeningsprogramma NEN-1010 van C-Services.